Starend naar een lens. Een zaal waar eens honderden mensen zaten. Gemeente, ik mis het. Maar niet zomaar ‘het’. Nee, ik mis jullie. Ik mis de spontane gesprekken. Ik mis het massale zingen. Ik mis het oog contact met jullie tijdens de dienst. Ik mis de interactie en de dynamiek die voor mij heel belangrijk is tijdens het spreken. Ik mis het om jullie te horen lachen. Ik mis het om jullie ongemakkelijk te zien schuifelen. Ik mis het.
Over het algemeen wijs ik op de hoop die we hebben. En die Hoop blijft ook nu staan. Maar deze pijn blijft staan, en die mag gevoeld worden. Laten we niet normaal maken wat niet normaal is.
Ik mis het stevige handenschudden en het slappe handje. Ik mis de klop op een schouder en de spontane knuffel.
Ik mis het fysiek samen vieren van het Avondmaal en de spontane gebeden. Ja ik mis het enorm. En ik maak mij zorgen.
Zijn we er allemaal nog bij? Raakt het evangelie ons hart nog? Zet Gods Geest ons nog in vuur en vlam? Leven we nog het leven als kinderen van God? Hoe gaat het met iedereen? Ben je nog betrokken bij de gemeente? Waarom hoor ik maar iets van een klein clubje uit de gemeente? Waar ben je?
En midden in al die pijn, onrust, verdriet, gemis is daar Gods belofte: Hij laat niet los. Ook al zijn Zijn voetstappen niet altijd bekend voor mij, Hij is er wel en Hij is aan het werk!
Dus doe ik m’n handen open, bid ik tot God en stroop daarna de mouwen weer op om verder te gaan.
Waar je ook bent, hoe het ook met je is: ga met God!